Matteüs 18:27-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

27. De heer van die slaaf kreeg medelijden met hem en hij liet hem vrij en schold hem de schuld kwijt.

28. Toen die slaaf wegging, trof hij een zijner medeslaven aan, die hem honderd schellingen schuldig was, en hij greep hem bij de keel en zeide: Betaal wat gij schuldig zijt.

29. De medeslaaf nu wierp zich voor hem neder en bad hem dringend, zeggende: Heb geduld met mij en ik zal u betalen.

30. Doch hij wilde niet, maar ging heen en zette hem gevangen, totdat hij het verschuldigde zou betaald hebben.

Matteüs 18