3. Want Herodes had Johannes laten grijpen, geboeid en gevangengezet, ter wille van Herodias, de vrouw van zijn broeder Filippus;
4. want Johannes zeide tot hem: Gij moogt haar niet hebben.
5. En hoewel hij hem wilde ter dood brengen, vreesde hij de schare, omdat zij hem voor een profeet hielden.
6. Maar op het geboortefeest van Herodes danste de dochter van Herodias in hun midden en zij behaagde Herodes,
7. waarom hij haar onder ede toezegde haar te geven, wat zij maar vragen zou.
8. En zij, opgestookt door haar moeder, zeide: Geef mij hier op een schotel het hoofd van Johannes de Doper.
9. En de koning werd bedroefd, maar om zijn eden, en om hen die mede aanlagen, beval hij het haar te geven,
10. en hij liet Johannes in de gevangenis onthoofden.
11. En zijn hoofd werd op een schotel gebracht en aan het meisje gegeven en zij bracht het aan haar moeder.
12. En zijn discipelen kwamen en namen zijn lijk weg en begroeven hem; en zij gingen heen en berichtten het aan Jezus.
13. Toen Jezus dit hoorde, trok Hij Zich vandaar in een schip terug naar een eenzame plaats, alleen. En toen de scharen dit hoorden, volgden zij Hem te voet uit de steden.
14. En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare, en Hij werd met ontferming over hen bewogen en genas hun zieken.
15. Bij het vallen van de avond kwamen de discipelen tot Hem en zeiden: De plaats (hier) is eenzaam en de tijd is reeds verstreken; zend dan de scharen weg, dan kunnen zij naar de dorpen gaan om spijzen voor zich te kopen.
16. Maar Jezus zeide tot hen: Zij behoeven niet weg te gaan, geeft gij hun te eten.