47. [En iemand zeide tot Hem: Zie, uw moeder en uw broeders staan buiten en trachten U te spreken te krijgen.]
48. Maar Hij antwoordde de boodschapper en zeide: Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders?
49. En Hij strekte zijn hand uit over zijn discipelen en zeide: Ziedaar mijn moeder en mijn broeders.
50. Want al wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder.