Matteüs 12:16-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. en Hij verbood hun ten strengste Hem bekend te maken,

17. opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet Jesaja, toen hij zeide:

18. Zie, mijn knecht, die Ik verkoren heb, mijn geliefde, in wie mijn ziel een welbehagen heeft;Ik zal mijn Geest op Hem leggenen Hij zal de heidenen het oordeel verkondigen.

19. Hij zal niet twisten of schreeuwen, en niemand zal op de pleinen zijn stem horen.

20. Het geknakte riet zal Hij niet verbrekenen de walmende vlaspit zal Hij niet uitdoven,voordat Hij het oordeel tot overwinning heeft gebracht.

21. En op zijn naam zullen de heidenen hopen.

22. Toen bracht men een bezetene tot Hem, die blind en stom was. En Hij genas hem, zodat de stomme sprak en zag.

23. En al de scharen waren buiten zichzelf en zeiden: Dit is toch niet de Zoon van David?

24. Maar de Farizeeën hoorden het en zeiden: Deze drijft de boze geesten slechts uit door Beëlzebul, de overste der geesten.

25. Maar Hij kende hun gedachten en zeide tot hen: Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en geen stad of huis, tegen zichzelf verdeeld, zal standhouden.

26. En indien de satan de satan uitdrijft, is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn koninkrijk kunnen standhouden?

27. En indien Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf, door wie doen uw zonen het dan? Daarom zullen zij rechters over u zijn.

28. Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen.

29. Of hoe kan iemand het huis van de sterke binnengaan en zijn huisraad roven, als hij niet eerst die sterke heeft gebonden? Dan zal hij zijn huis plunderen.

Matteüs 12