Marcus 2:5-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. En daar Jezus hun geloof zag, zeide Hij tot de verlamde: Kind, uw zonden worden vergeven.

6. Nu waren daar enige van de schriftgeleerden gezeten en zij overlegden in hun harten:

7. Wat spreekt deze aldus? Hij lastert God. Wie kan zonden vergeven dan God alleen?

8. En Jezus doorzag terstond in zijn geest, dat zij aldus in zichzelf overlegden, en Hij zeide tot hen: Waarom overlegt gij deze dingen in uw harten?

9. Wat is gemakkelijker, tot de verlamde te zeggen: Uw zonden worden vergeven, of te zeggen: Sta op en neem uw matras op en wandel?

10. Maar, opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – zeide Hij tot de verlamde:

11. Tot u zeg Ik, sta op, neem uw matras op en ga naar uw huis.

Marcus 2