17. En zij trokken Hem een purperen kleed aan en zetten Hem een kroon op, die zij van doornen gevlochten hadden.
18. En zij begonnen Hem te begroeten: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!
19. En zij sloegen Hem met een riet op het hoofd en bespuwden Hem en zij vielen op de knieën en bewezen Hem hulde.