Marcus 14:36-46 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

36. en Hij zeide: Abba, Vader, alles is U mogelijk, neem deze beker van Mij weg. Doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt.

37. En Hij kwam en vond hen slapende, en Hij zeide tot Petrus: Simon, slaapt gij? Waart gij niet bij machte één uur te waken?

38. Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.

39. En wederom ging Hij heen en bad, dezelfde woorden sprekende.

40. En toen Hij terugkwam, vond Hij hen slapende, want hun ogen waren zeer bezwaard; en zij wisten niet, wat zij Hem zouden antwoorden.

41. En Hij kwam ten derden male en zeide tot hen: Slaapt nu maar en rust. Het is genoeg. De ure is gekomen, zie, de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren.

42. Staat op, laten wij gaan. Zie, die Mij overlevert, is nabij.

43. En terstond, terwijl Hij nog sprak, daar kwam Judas aan, één van de twaalven, en met hem een schare met zwaarden en stokken, gezonden vanwege de overpriesters en de schriftgeleerden en de oudsten.

44. En die Hem overleverde, had hun een afgesproken teken gegeven, zeggende: Die ik zal kussen, die is het; grijpt Hem en leidt Hem welverzekerd weg.

45. En hij kwam en trad terstond op Hem toe en zeide: Rabbi, en kuste Hem.

46. En zij sloegen de handen aan Hem en grepen Hem.

Marcus 14