26. En na de lofzang gezongen te hebben, vertrokken zij naar de Olijfberg.
27. En Jezus zeide tot hen: Gij zult allen aanstoot aan Mij nemen, want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden.
28. Maar nadat Ik zal opgewekt zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea.
29. En Petrus zeide tot Hem: Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik zeker niet!
30. En Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, heden, in deze nacht, voordat de haan tweemaal kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen.
31. Hij zeide steeds heftiger: Al moest ik met U sterven, ik zal U voorzeker niet verloochenen. Evenzo spraken zij ook allen.
32. En zij gingen naar een plaats, genaamd Getsemane, en Hij zeide tot zijn discipelen: Zet u hier neder, terwijl Ik bid.
33. En Hij nam Petrus en Jakobus en Johannes mede. En Hij begon zeer ontsteld en beangst te worden,
34. en Hij zeide tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt.
35. En Hij ging een weinig verder, en Hij wierp Zich ter aarde en bad, dat, indien het mogelijk ware, die ure aan Hem zou voorbijgaan,