13. En Hij zond twee van zijn discipelen uit en zeide tot hen: Gaat naar de stad en er zal u een man tegenkomen, die een kruik water draagt; volgt hem,
14. en zegt tot de heer van het huis, waar hij binnengaat: De meester zegt: Waar is voor Mij het vertrek, waar Ik met mijn discipelen het Pascha kan eten?
15. En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, van al het nodige voorzien. Maakt het daar voor ons gereed.
16. En de discipelen gingen heen en kwamen in de stad en vonden het, zoals Hij hun gezegd had en zij maakten het Pascha gereed.
17. En toen het avond geworden was, kwam Hij met de twaalven.
18. En terwijl zij aanlagen en aten, zeide Jezus: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij verraden zal; een die met Mij eet.
19. Zij begonnen bedroefd te worden en één voor één tot Hem te zeggen: Ik toch niet?