13. En gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil. Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.
14. Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting ziet staan, waar hij niet behoort – die het leest, geve er acht op – laten dan die in Judea zijn, vluchten naar de bergen.
15. Wie op het dak is, ga niet naar beneden en ga niet naar binnen om iets uit zijn huis mede te nemen,
16. en wie in het veld is, kere niet terug om zijn kleed mede te nemen.
17. Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen!
18. Bidt, dat het niet in de winter valle.
19. Want die dagen zullen zulk een verdrukking brengen als er niet geweest is van het begin der schepping, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook nooit meer wezen zal.
20. En indien de Here die dagen niet had ingekort, zou geen vlees behouden worden, doch ter wille van de uitverkorenen, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij die dagen ingekort.