10. Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat er spijze zij in mijn huis; beproeft Mij toch daarmede, zegt de Here der heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten.
11. Dan zal Ik, u ten goede, de afvreter dreigen, opdat hij de vrucht van uw land niet verderve en opdat de wijnstok op het veld voor u niet zonder vrucht zij, zegt de Here der heerscharen.
12. En alle volken zullen u gelukkig prijzen, omdat gij een land van welbehagen zijt, zegt de Here der heerscharen.
13. Vermetel zijn uw woorden over Mij, zegt de Here. En dan zegt gij: Wat hebben wij dan onder elkander over U gesproken?
14. Gij zegt: Nutteloos is het God te dienen; wat gewin geeft het, dat wij zijn geboden onderhouden en dat wij in rouw gaan voor het aangezicht van de Here der heerscharen?