Lucas 9:36-53 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

36. En terwijl die stem klonk, bevond Jezus Zich alleen. En zij zwegen en verhaalden in die dagen aan niemand iets van hetgeen zij gezien hadden.

37. En het geschiedde, toen zij de volgende dag van de berg afdaalden, dat een grote schare Hem tegemoet kwam.

38. En zie, een man uit de schare riep, zeggende: Meester, ik smeek U naar mijn zoon om te zien, want hij is mijn enige,

39. en zie, een geest grijpt hem en dan schreeuwt hij plotseling en hij doet hem stuiptrekken, dat hem het schuim op de mond staat, en als hij hem mishandelt, laat hij hem nauwelijks los.

40. En ik heb uw discipelen gesmeekt hem uit te drijven en zij hebben het niet gekund.

41. Jezus antwoordde en zeide: O ongelovig en verkeerd geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn en u verdragen? Breng uw zoon hier.

42. En nog terwijl hij naderbij kwam, wierp de boze geest hem op de grond en deed hem stuiptrekken. Maar Jezus bestrafte de onreine geest en Hij genas de knaap en gaf hem terug aan zijn vader.

43a. En allen stonden verslagen over de majesteit Gods.

43b. Toen allen zich verwonderden over alles, wat Hij deed, zeide Hij tot zijn discipelen:

44. Legt gij deze woorden in uw oren, want de Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen der mensen.

45. Maar zij begrepen dit woord niet en het was voor hen verborgen, zodat zij het niet verstonden. En zij durfden Hem niet naar dit woord vragen.

46. Er kwam ook een overlegging bij hen op, wie van hen de meeste was.

47. Maar Jezus kende de overlegging van hun hart, en Hij nam een kind en plaatste dat bij Zich,

48. en Hij zeide tot hen: Een ieder, die dit kind ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij: en een ieder, die Mij ontvangt, ontvangt Hem, die Mij gezonden heeft. Want wie onder u allen de minste is, die is groot.

49. Johannes antwoordde en zeide: Meester, wij hebben iemand in uw naam boze geesten zien uitdrijven en wij wilden het hem beletten, omdat hij niet met ons U volgt.

50. Jezus zeide tot hem: Belet het niet, want wie niet tegen u is, is vóór u.

51. En het geschiedde, toen de dagen van zijn opneming in vervulling gingen, dat Hij zijn aangezicht richtte om naar Jeruzalem te reizen,

52. en Hij zond boden voor Zich uit. En zij gingen heen en kwamen in een dorp der Samaritanen om alles voor Hem gereed te maken.

53. En zij ontvingen Hem niet, omdat zijn aangezicht gericht was naar Jeruzalem.

Lucas 9