Lucas 22:52-64 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

52. Jezus dan zeide tot de overpriesters en hoofdlieden van de tempel en oudsten, die op Hem afgekomen waren: Als tegen een rover zijt gij uitgetrokken met zwaarden en stokken?

53. Terwijl Ik dagelijks bij u was in de tempel, hebt gij geen hand naar Mij uitgestoken. Maar dit is uw ure en de macht der duisternis.

54. Toen zij Hem gevangengenomen hadden, voerden zij Hem weg en leidden Hem naar het huis van de hogepriester. En Petrus volgde van verre.

55. Toen zij een vuur hadden aangelegd, midden in de hof, en bij elkander zaten, ging Petrus tussen hen in zitten.

56. En bij het licht van het vuur zag een slavin hem zitten en zij keek hem scherp aan en zeide: Ook die was bij Hem!

57. Maar hij loochende het en zeide: Vrouw, ik ken Hem niet!

58. En even daarna zag een ander hem en zeide: Ook gij behoort tot hen! Maar Petrus zeide: Mens, ik niet!

59. En ongeveer een uur later verzekerde een ander en zeide: Inderdaad, ook die man was bij Hem, want hij is een Galileeër!

60. Maar Petrus zeide: Mens, ik weet niet, wat gij zegt! En terstond, terwijl hij nog sprak, kraaide een haan.

61. En de Here keerde Zich om en zag Petrus aan. En Petrus herinnerde zich het woord des Heren, hoe Hij tot hem gezegd had: Eer de haan heden kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen.

62. En hij ging naar buiten en weende bitter.

63. En de mannen, die Hem vasthielden, bespotten Hem en sloegen Hem;

64. en zij wierpen een doek over zijn hoofd en vroegen en zeiden: Profeteer, wie is het, die U geslagen heeft?

Lucas 22