4. opdat gij de betrouwbaarheid zoudt erkennen der zaken, waarvan gij onderricht zijt.
5. Er was in de dagen van Herodes, de koning van Judea, een priester, genaamd Zacharias, behorende tot de afdeling van Abia, en zijn vrouw was uit de dochters van Aäron en haar naam was Elisabet.
6. Zij waren beiden rechtvaardig voor God en leefden naar alle geboden en eisen des Heren, onberispelijk.
7. En zij waren kinderloos, omdat Elisabet onvruchtbaar was, en zij waren beiden op hoge leeftijd gekomen.