28. En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u.
29. Zij ontroerde bij dat woord en overlegde, welke de betekenis van die groet mocht zijn.
30. En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God.