Leviticus 7:26-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. Ook zult gij in al uw woonplaatsen in het geheel geen bloed eten, van gevogelte noch van vee.

27. Alwie enig bloed eet, die zal uit zijn volksgenoten uitgeroeid worden.

28. De Here sprak tot Mozes:

29. Spreek tot de Israëlieten: Hij die de Here zijn vredeoffer offert, moet de Here een deel van zijn vredeoffer als offergave brengen.

30. Eigenhandig zal hij de vuuroffers des Heren brengen; het vet met de borst zal hij brengen, de borst, om die als beweegoffer te bewegen voor het aangezicht des Heren.

31. En de priester zal het vet in rook doen opgaan op het altaar, maar de borst zal voor Aäron en zijn zonen zijn.

32. De rechterschenkel zult gij als een heffing van uw vredeoffers aan de priester geven.

33. Diegene van de zonen van Aäron, die het bloed van het vredeoffer en het vet offert, hem zal de rechterschenkel ten deel vallen.

34. Want de beweegborst en de hefschenkel neem Ik van de Israëlieten van hun vredeoffers en geef die aan de priester Aäron, en aan zijn zonen, als een altoosdurende inzetting voor de Israëlieten.

35. Dit is het gewijde deel van Aäron en zijn zonen in de vuuroffers des Heren, ten dage dat Hij hen deed naderen om als priester de Here te dienen,

36. hetgeen de Here gebood hun te geven, ten dage dat Hij hen zalfde uit de Israëlieten, als een altoosdurende inzetting voor hun geslachten.

37. Dit is de wet op het brandoffer, het spijsoffer, het zondoffer, het schuldoffer, het wijdingsoffer en het vredeoffer,

38. die de Here Mozes gebood op de berg Sinai, ten dage dat Hij de Israëlieten gebood hun offers de Here te brengen, in de woestijn Sinai.

Leviticus 7