Leviticus 4:2-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Spreek tot de Israëlieten: Wanneer iemand zonder opzet zondigt in een van de dingen die de Here verboden heeft te doen, en één daarvan doet –

3. dan zal, indien de gezalfde priester zonde gedaan en daardoor het volk in schuld gebracht heeft, hij voor de zonde die hij begaan heeft, een jonge, gave stier de Here tot een zondoffer brengen.

4. Hij zal de stier naar de ingang van de tent der samenkomst brengen voor het aangezicht des Heren, zijn hand op de kop van de stier leggen en de stier slachten voor het aangezicht des Heren.

5. De gezalfde priester zal een deel van het bloed van de stier nemen en dat brengen naar de tent der samenkomst.

6. De priester zal zijn vinger in het bloed dopen en van het bloed zevenmaal sprenkelen voor het aangezicht des Heren, vóór het voorhangsel van het heiligdom.

7. En de priester zal van het bloed strijken aan de horens van het reukaltaar, dat voor het aangezicht des Heren staat in de tent der samenkomst; al het (overige) bloed van de stier zal hij uitgieten aan de voet van het brandofferaltaar, dat bij de ingang van de tent der samenkomst staat.

8. En al het vet van de stier van het zondoffer zal hij eruit nemen: het vet dat de ingewanden bedekt, en al het vet dat op de ingewanden ligt;

9. en de beide nieren en het vet dat daaraan zit, dat aan de lenden zit, en het aanhangsel aan de lever, dat hij met de nieren moet wegnemen,

Leviticus 4