Leviticus 4:12-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. alles van de stier zal hij buiten de legerplaats brengen, op een reine plek, waar men de as stort, en hij zal hem op een houtvuur verbranden; op de plaats waar de as wordt uitgestort, zal hij verbrand worden.

13. Indien de gehele vergadering Israëls zonder opzet zonde gedaan heeft, en dit voor de ogen der gemeente verborgen is gebleven, en zij tegen één van al de geboden des Heren iets gedaan heeft, dat niet gedaan mocht worden, en dus schuldig geworden is,

14. dan zal de gemeente, wanneer de zonde die zij begaan heeft, haar bekend geworden is, een jonge stier ten zondoffer brengen en zij zal die leiden vóór de tent der samenkomst.

15. En de oudsten der vergadering zullen hun handen op de kop van de stier leggen voor het aangezicht des Heren, en men zal de stier voor het aangezicht des Heren slachten.

16. De gezalfde priester zal een deel van het bloed van de stier in de tent der samenkomst brengen,

17. en die priester zal zijn vinger in het bloed dopen en zevenmaal voor het aangezicht des Heren vóór het voorhangsel sprenkelen.

18. En een deel van het bloed zal hij strijken aan de horens van het altaar, dat voor het aangezicht des Heren in de tent der samenkomst staat; al het overige bloed zal hij uitgieten aan de voet van het brandofferaltaar, dat bij de ingang van de tent der samenkomst staat.

19. En al het vet zal hij eruit nemen en op het altaar in rook doen opgaan.

20. En met de stier zal hij doen, zoals hij met de stier van het zondoffer gedaan heeft, zó zal hij daarmee doen. Zo zal de priester over hen verzoening doen, en het zal hun vergeven worden.

21. En hij zal de stier buiten de legerplaats brengen en hem verbranden, zoals hij de eerste stier verbrand heeft. Dit is het zondoffer der gemeente.

22. Als een vorst gezondigd heeft en zonder opzet tegen één van al de geboden van de Here, zijn God, iets gedaan heeft dat niet gedaan mocht worden, en dus schuldig geworden is,

23. dan zal hij, als hem de zonde die hij begaan heeft, bekend geworden is, als zijn offergave een geitebok brengen, een gaaf dier van het mannelijk geslacht.

24. Hij zal zijn hand op de kop van de bok leggen en hem slachten op de plaats waar men ook het brandoffer voor het aangezicht des Heren pleegt te slachten; een zondoffer is het.

25. En de priester zal met zijn vinger een deel van het bloed van het zondoffer nemen en dat strijken aan de horens van het brandofferaltaar; het overige bloed zal hij aan de voet van het brandofferaltaar uitgieten.

26. Maar al het vet zal hij op het altaar in rook doen opgaan, zoals het vet van het vredeoffer. Zo zal de priester over hem verzoening doen voor zijn zonde, en het zal hem vergeven worden.

Leviticus 4