31. Neemt dan mijn geboden nauwgezet in acht: Ik ben de Here.
32. En ontheiligt mijn heilige naam niet, zodat Ik geheiligd worde in het midden der Israëlieten: Ik ben de Here, die u heilig,
33. die u uit het land Egypte deed trekken, opdat Ik u tot een God zou zijn: Ik ben de Here.