29. En wanneer gij de Here een lofoffer slacht, zult gij het zo slachten, dat gij welgevallen vindt.
30. Op dezelfde dag zal het gegeten worden; niets moogt gij daarvan overlaten tot de morgen: Ik ben de Here.
31. Neemt dan mijn geboden nauwgezet in acht: Ik ben de Here.
32. En ontheiligt mijn heilige naam niet, zodat Ik geheiligd worde in het midden der Israëlieten: Ik ben de Here, die u heilig,
33. die u uit het land Egypte deed trekken, opdat Ik u tot een God zou zijn: Ik ben de Here.