Leviticus 16:29-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. Dit zal u tot een altoosdurende inzetting zijn: in de zevende maand op de tiende der maand zult gij u verootmoedigen en generlei werk doen, zomin de geboren Israëliet als de vreemdeling, die in uw midden vertoeft.

30. Want op deze dag zal over u verzoening gedaan worden, om u te reinigen; van al uw zonden zult gij gereinigd worden voor het aangezicht des Heren.

31. Het zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen, het is een altoosdurende inzetting.

32. En de verzoening zal de priester doen, die men gezalfd heeft en die men gewijd heeft, om in zijns vaders plaats het priesterambt te bekleden; hij zal de linnen klederen, de heilige klederen, aantrekken;

33. het heilige der heiligen zal hij verzoenen, ook de tent der samenkomst en het altaar zal hij verzoenen, en over de priesters en het ganse volk der gemeente verzoening doen.

Leviticus 16