Leviticus 13:40-44 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

40. Wanneer het hoofd van een man kaal wordt, is hij slechts kaalhoofdig; hij is rein.

41. Indien iemands voorhoofd kaal wordt, dan is hij van voren kaal; hij is rein.

42. Maar wanneer op de kale kruin of op het kale voorhoofd een roodachtig witte, aangetaste plek is, dan is het melaatsheid, die uitgebroken is op zijn kale kruin of op zijn kale voorhoofd.

43. En de priester zal hem bezien; wanneer dan blijkt, dat de zwelling van de aangetaste plek roodachtig wit is op zijn kale kruin of op zijn kale voorhoofd, zoals melaatsheid van de huid van het lichaam er uit ziet,

44. dan is hij een melaatse, hij is onrein, de priester zal hem zeker onrein verklaren; op zijn hoofd is zijn plaag.

Leviticus 13