12. Alles in het water, dat geen vinnen of schubben heeft, dat zal u een gruwel zijn.
13. Deze zult gij verafschuwen onder de vogels, – zij mogen niet gegeten worden, een gruwel zijn zij –: de arend, de lammergier en de zeearend,
14. de wouw en alle soorten gieren,
15. alle soorten raven,
16. de struisvogel, de katuil en de meeuw en alle soorten sperwers,