18. Zie, het bloed daarvan is niet binnen in het heiligdom gebracht; gij hadt het immers in het heiligdom moeten eten, zoals ik geboden had.
19. Toen sprak Aäron tot Mozes: Zie, heden hebben zij hun zondoffer en hun brandoffer voor het aangezicht des Heren gebracht, en zulke dingen zijn mij overkomen; indien ik heden zondoffer gegeten had, zou dat goed geweest zijn in de ogen des Heren?
20. Toen Mozes dit hoorde, was het goed in zijn ogen.