3. In zijn brandende toorn heeft Hij afgehouwenalle hoornen van Israël.Hij heeft zijn rechterhand teruggetrokkenbij de nadering van de vijand;ja, tegen Jakob is Hij ontbrand als een vlammend vuur,dat rondom verteert.
4. Hij heeft zijn boog gespannen als een vijand,zijn rechterhand opgeheven als een tegenstander;Hij heeft gedoodal wat een lust der ogen was;in de tent van de dochter van Sionheeft Hij zijn grimmigheid uitgegoten als vuur.
5. De Here is als een vijand geworden.Hij heeft Israël verslonden,al zijn paleizen vernietigd,zijn vestingen vernield,en bij de dochter van Juda vermenigvuldigdgeklag en geklaag.
6. Hij heeft zijn tent omvergehaald als ware het een omheining,zijn plaats van samenkomst heeft Hij vernield.De Here heeft in Sion doen vergetenfeestgetij en sabbat,en in zijn grimmige toorn versmaadkoning en priester.