Klaagliederen 2:10-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Zwijgend zitten ter aardede oudsten der dochter van Sion;stof hebben zij op hun hoofd gestrooid,met rouwgewaad zich omgord.Het hoofd buigen naar de aardede jonkvrouwen van Jeruzalem.

11. Mijn ogen zijn verteerd door tranen,mijn binnenste is vol onrust,mijn hartebloed is ter aarde uitgestortom de ondergang van de dochter mijns volks,omdat kinderen en zuigelingen versmachtenop de pleinen der stad.

12. Aan hun moeders vragen zij:waar is koren en wijn?terwijl zij versmachten, als verslagenen,op de pleinen der stad,terwijl hun leven wegvlietaan de borst van hun moeders.

13. Wat zal ik u voorhouden, waarmee u vergelijken,o dochter van Jeruzalem?Wat met u gelijkstellen om u te troosten,o jonkvrouw, dochter van Sion?Want groot als de zee is uw breuk;wie kan u genezing brengen?

14. Uw profeten hebben voor u geschouwdwat ijdel was en hol,zij hebben uw ongerechtigheid niet onthuldom uw lot nog te keren,zij hebben voor u orakels geschouwd,ijdel en misleidend.

Klaagliederen 2