Judas 1:16-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Dit zijn de morrenden, mokkend om hun lot, wandelende naar hun begeerten, maar hun mond spreekt hoogdravend, als zij om des voordeels wil (de mensen) in hun gezicht vleien.

17. Gij echter, geliefden, herinnert u de woorden, die vóór dezen gesproken zijn door de apostelen van onze Here Jezus Christus,

18. dat zij tot u hebben gezegd: Aan het einde des tijds zullen er spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen.

19. Zij zijn het, die scheuringen maken, natuurlijke mensen, die de Geest niet hebben.

Judas 1