Jozua 13:4-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. in het zuiden, het gehele land der Kanaänieten en Meara, dat aan de Sidoniërs behoort, tot Afek toe, tot het gebied der Amorieten;

5. verder het land der Giblieten en de gehele Libanon in het oosten, van Baäl-Gad aan de voet van het gebergte Hermon tot de weg naar Hamat;

6. alle bergbewoners, van de Libanon tot Misrefot-Maïm toe; alle Sidoniërs. Ik zal hen verdrijven voor de Israëlieten; wijs het bij voorbaat door het lot aan Israël ten erfdeel toe, zoals Ik u geboden heb.

7. Nu dan, verdeel dit land ten erfdeel onder de negen stammen en de halve stam Manasse.

8. Tezamen met de (andere helft van de stam Manasse) hebben de Rubenieten en de Gadieten hun erfdeel ontvangen, dat Mozes hun gegeven had aan de overzijde van de Jordaan, in het oosten, zoals Mozes, de knecht des Heren, het hun gegeven had:

9. van Aroër af, dat aan de oever van de beek Arnon ligt, de stad, die aan de middenloop der beek ligt, en de gehele hoogvlakte, van Medeba tot Dibon;

10. en alle steden van Sichon, de koning der Amorieten, die te Chesbon regeerde, tot aan het gebied der Ammonieten;

11. verder Gilead en het gebied der Gesurieten en der Maäkatieten, benevens het gehele Hermongebergte en geheel Basan tot Salka toe,

12. het gehele koninkrijk van Og in Basan, die te Astarot en Edreï regeerde; deze was de laatst overgeblevene van de Refaïeten, die Mozes verslagen en verdreven had.

13. Doch de Israëlieten hebben de Gesurieten en de Maäkatieten niet verdreven, zodat Gesur en Maäkat te midden van Israël zijn blijven wonen tot op de huidige dag.

14. Slechts aan de stam der Levieten gaf Hij geen erfdeel: de vuuroffers van de Here, de God van Israël, zijn hem ten erfdeel, zoals Hij hem beloofd had.

15. Mozes had aan de stam der Rubenieten naar hun geslachten dit gegeven:

16. zij verkregen het gebied van Aroër af, dat aan de beek Arnon ligt, de stad, die aan de middenloop der beek ligt, en de gehele hoogvlakte bij Medeba;

Jozua 13