Jozua 13:12-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. het gehele koninkrijk van Og in Basan, die te Astarot en Edreï regeerde; deze was de laatst overgeblevene van de Refaïeten, die Mozes verslagen en verdreven had.

13. Doch de Israëlieten hebben de Gesurieten en de Maäkatieten niet verdreven, zodat Gesur en Maäkat te midden van Israël zijn blijven wonen tot op de huidige dag.

14. Slechts aan de stam der Levieten gaf Hij geen erfdeel: de vuuroffers van de Here, de God van Israël, zijn hem ten erfdeel, zoals Hij hem beloofd had.

15. Mozes had aan de stam der Rubenieten naar hun geslachten dit gegeven:

16. zij verkregen het gebied van Aroër af, dat aan de beek Arnon ligt, de stad, die aan de middenloop der beek ligt, en de gehele hoogvlakte bij Medeba;

17. Chesbon en al zijn steden, die op de hoogvlakte lagen: Dibon, Bamot-Baäl, Bet-Baäl-Meon,

18. Jasa, Kedemot, Mefaät,

19. Kirjataïm, Sibma, Seret-Hassachar op de berg der vallei,

20. Bet-Peor, de hellingen van de Pisga, Bet-Hajjesimot,

21. en voorts alle steden der hoogvlakte en het gehele rijk van Sichon, de koning der Amorieten, die te Chesbon regeerde; hem had Mozes verslagen tegelijk met de vorsten van Midjan: Ewi, Rekem, Sur, Chur en Reba, vazallen van Sichon, inwoners des lands.

22. Ook Bileam, de zoon van Beor, de waarzegger, hadden de Israëlieten met het zwaard gedood, tegelijk met degenen, die zij versloegen.

23. Zo was de grens van de Rubenieten de Jordaan met het oeverland. Dit was het erfdeel der Rubenieten naar hun geslachten, de steden en haar dorpen.

24. Voorts had Mozes aan de stam Gad, aan de Gadieten naar hun geslachten dit gegeven:

25. zij verkregen het gebied van Jazer en alle steden van Gilead, benevens het halve land der Ammonieten tot aan Aroër, dat tegenover Rabba ligt,

26. namelijk van Chesbon af tot Ramat-Hammispe en Betonim toe, en van Machanaïm af tot aan het gebied van Lidbir;

Jozua 13