Jozua 10:32-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

32. en de Here gaf Lakis in de macht van Israël; men nam het in op de tweede dag en sloeg het met de scherpte des zwaards, alle levende wezens, die daarin waren, geheel zoals hij met Libna gedaan had.

33. Toen trok Horam, de koning van Gezer, op om Lakis te helpen, maar Jozua sloeg hem en zijn volk, totdat hij hem niemand had overgelaten.

34. Daarna trok Jozua verder, en geheel Israël met hem, van Lakis naar Eglon; zij belegerden het en streden ertegen,

35. namen het in op dezelfde dag en sloegen het met de scherpte des zwaards; alle levende wezens, die daarin waren, troffen zij op die dag met de ban, geheel zoals men met Lakis gedaan had.

36. Daarna trok Jozua op, en geheel Israël met hem, van Eglon naar Hebron, en zij streden ertegen.

37. Zij namen het in en sloegen het met de scherpte des zwaards, ook zijn koning en al zijn steden en alle levende wezens, die daarin waren; men liet niemand ontkomen, geheel zoals men met Eglon gedaan had: men sloeg het en alle levende wezens, die daarin waren, met de ban.

38. Daarna wendde Jozua zich, en geheel Israël met hem, naar Debir en hij streed ertegen,

39. en hij nam het, met zijn koning, en al zijn steden en men sloeg hen met de scherpte des zwaards; alle levende wezens, die daarin waren, sloegen zij met de ban, men liet niemand ontkomen; evenals men met Hebron gedaan had, zo deed men met Debir en zijn koning, zoals men ook met Libna en zijn koning gedaan had.

Jozua 10