1. Het geschiedde na de dood van Mozes, de knecht des Heren, dat de Here tot Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van Mozes, zeide:
2. Mijn knecht Mozes is gestorven; welnu, maak u gereed, trek over de Jordaan hier, gij en dit gehele volk, naar het land, dat Ik hun, de Israëlieten, geven zal.
3. Elke plaats die uw voetzool betreden zal, geef Ik ulieden, zoals Ik tot Mozes gesproken heb.
4. Van de woestijn en de Libanon ginds tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat, het gehele land der Hethieten, en tot aan de Grote Zee in het westen zal uw gebied zijn.