35. Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden, en Hij zeide, toen Hij hem aantrof: Gelooft gij in de Zoon des mensen?
36. Hij antwoordde en zeide: En wie is Hij, Here, dat ik in Hem moge geloven?
37. Jezus zeide tot hem: Gij hebt Hem niet slechts gezien, maar die met u spreekt, die is het.
38. Hij zeide: Ik geloof, Here, en hij wierp zich voor Hem neder.
39. En Jezus zeide: Tot een oordeel ben Ik in deze wereld gekomen, opdat wie niet zien, zien mogen, en wie zien, blind worden.