48. De Joden antwoordden en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet terecht, dat Gij een Samaritaan zijt en bezeten zijt?
49. Jezus antwoordde: Ik ben niet bezeten, maar Ik eer mijn Vader, en gij onteert Mij.
50. Maar Ik zoek niet mijn eer; Eén is er, die haar zoekt en die oordeelt.