Johannes 2:6-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Nu waren daar zes stenen watervaten neergezet volgens het reinigingsgebruik der Joden, elk met een inhoud van twee of drie metreten.

7. Jezus zeide tot hen: Vult de vaten met water. En zij vulden ze tot de rand.

8. En Hij zeide tot hen: Schept nu en brengt het aan de leider van het feest. En zij brachten het.

9. Toen nu de leider van het feest het water proefde, dat wijn geworden was – en hij wist niet, waar deze vandaan kwam, maar de bedienden, die het water geschept hadden, wisten het – riep de leider van het feest de bruidegom, en hij zeide tot hem:

10. Iedereen zet eerst de goede wijn op en als er goed gedronken is, de mindere; gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard.

Johannes 2