31. Toen hij dan heengegaan was, zeide Jezus: Nu is de Zoon des mensen verheerlijkt en God is in Hem verheerlijkt.
32. Als God in Hem verheerlijkt is, zal God ook Hem in Zich verheerlijken, en Hem terstond verheerlijken.
33. Kinderkens, nog een korte tijd ben Ik bij u; gij zult Mij zoeken en, gelijk Ik de Joden gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen, zo spreek Ik thans ook tot u.
34. Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt.