26. Zij glijden voorbij gelijk biezen boten,als een arend, die toeschiet op de prooi.
27. Wanneer ik denk: ik wil mijn klacht vergeten,mijn gelaat veranderen en weer vrolijk worden,
28. dan ducht ik al mijn smarten;ik weet, dat Gij mij niet onschuldig zult verklaren.