18. mij niet vergunt adem te scheppen,maar mij met bitterheid verzadigt.
19. Ja, wanneer het aankomt op de kracht van de sterkste,– dan is Hij het,en wanneer het aankomt op het recht,(dan zegt Hij): Wie kan Mij ter verantwoording roepen?
20. Al was ik in mijn recht, mijn eigen mond zou mij veroordelen;al was ik onschuldig, Hij zou mij schuldig verklaren.