Job 41:18-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. IJzer acht hij als stro,koper als vermolmd hout.

19. Geen pijl jaagt hem op de vlucht,slingerstenen worden voor hem veranderd in stoppelen.

20. Als een stoppel acht hij een knotsen hij lacht om het suizen van de lans.

Job 41