Job 41:12-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Zijn adem zet kolen in brand,en een vlam stijgt op uit zijn muil.

13. In zijn nek zetelt kracht,ontsteltenis springt voor hem uit.

14. Zijn vleeskwabben sluiten vast aaneen,onbeweeglijk aan hem vastgegoten.

15. Zijn binnenste is hard als steen,hard als een onderste molensteen.

16. Verheft hij zich, dan worden machtigen bevreesd,zij geraken buiten zichzelf van ontzetting.

17. Treft iemand hem met een zwaard,dan houdt het geen stand, evenmin als lans, werphout of pijl.

Job 41