Job 4:10-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. De leeuw brult, de leeuw gromt –de tanden der jonge leeuwen worden uitgebroken.

11. De oude leeuw komt om bij gebrek aan prooi,en de welpen der leeuwin verstrooien zich.

12. Een woord drong heimelijk tot mij door,en mijn oor ving het gefluister daarvan op

13. tijdens overpeinzingen, na nachtgezichten,toen diepe slaap op de mensen gevallen was.

14. Schrik en beving overvielen mijen deden al mijn beenderen verschrikken.

15. Daar gleed een geest mij voorbij,deed het haar van mijn lichaam te berge rijzen.

16. Hij bleef staan, maar ik kon zijn gestalte niet onderscheiden.Een gedaante stond voor mijn ogen,en ik vernam een fluisterende stem:

17. Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God,of een man rein tegenover zijn Maker?

18. Zie, in zijn dienaren stelt Hij geen vertrouwen,en bij zijn engelen vindt Hij dwaling;

Job 4