27. Want Hij trekt de waterdruppels omhoog;welke de nevel verdichten tot regen,
28. die de wolken doen nederstromenen doen druppelen op vele mensen.
29. En ook: wie begrijpt de uitbreiding der wolken,het dreunen uit zijn hut?
30. Zie, Hij spreidt zijn licht erover uiten bedekt de diepten der zee.