Job 30:27-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

27. Mijn binnenste kookt en komt niet tot rust,dagen van ellende hebben mij overvallen.

28. Treurend, zonder zonnelicht, ga ik daarheen,om hulp roepend sta ik in de gemeente.

29. Een broeder der jakhalzen ben ik geworden,en een metgezel der struisvogels.

30. Mijn huid is zwart en laat van mij los,mijn gebeente brandt van koortsgloed;

31. mijn citerspel werd tot rouwklacht,mijn fluitspel tot bitter geween.

Job 30