Job 29:13-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. de zegenwens van wie dreigde onder te gaan, kwam op mij,en het hart der weduwe deed ik jubelen;

14. met gerechtigheid bekleedde ik mij,en mijn recht bekleedde mij als mantel en hoofddoek;

15. tot ogen was ik voor de blinde,en tot voeten voor de kreupele;

16. een vader was ik voor de armen,en het rechtsgeding van mij onbekenden, onderzocht ik;

17. ik verbrijzelde het gebit van de verkeerdeen rukte de prooi uit zijn tanden.

18. Ik dacht: Tegelijk met mijn nest zal ik de geest gevenen mijn dagen vermeerderen als de feniks.

19. Mijn wortel was voor het water toegankelijk,en de dauw overnachtte op mijn takken.

Job 29