7. Dan zou een oprechte bij Hem pleiten,en zou ik voorgoed aan mijn Rechter ontkomen.
8. Zie, ga ik naar het oosten, Hij is er niet;en naar het westen, ik bespeur Hem niet;
9. werkt Hij in het noorden, ik aanschouw Hem niet;keert Hij Zich naar het zuiden, ik zie Hem niet.
10. Want Hij weet, hoe mijn wandel is;toetste Hij mij, ik kwam als goud te voorschijn.