Job 11:13-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Indien gij uw hart bereidt,en uw handen tot Hem uitstrekt;

14. indien er ongerechtigheid in uw hand is, werp die verre weg,en laat geen onrecht in uw tent wonen –

15. ja, dan kunt gij uw gelaat smetteloos opheffen,dan zult gij vast staan en niet vrezen;

16. ja, dan zult gij de moeite vergeten,eraan denken als aan water dat is weggevloeid.

17. Klaarder dan de middag zal het leven rijzen;zij het nog zo donker, het zal worden als de morgenstond.

18. Gij zult vertrouwen, omdat er hoop is,en als gij rondgezien hebt, zult gij gerust gaan slapen;

19. gij zult nederliggen zonder dat iemand u opschrikt,en velen zullen naar uw gunst dingen.

20. Maar de ogen der goddelozen zullen versmachten,elke toevlucht is hun afgesneden,wat zij te verwachten hebben, is het uitblazen van de adem.

Job 11