Jesaja 6:5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Toen zeide ik: Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen, en woon te midden van een volk, dat onrein van lippen is, – en mijn ogen hebben de Koning, de Here der heerscharen, gezien.

Jesaja 6

Jesaja 6:1-11