Jesaja 52:11-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan, gaat weg uit haar midden, reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt.

12. Want niet overhaast zult gij uittrekken en niet in vlucht heengaan: de Here immers gaat voor u heen en uw achterhoede is de God van Israël.

13. Zie, mijn knecht zal voorspoedig zijn, hij zal verhoogd, ja, ten hoogste verheven zijn.

14. Zoals velen zich over u ontzet hebben – zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte –

15. zó zal hij vele volken doen opspringen, om hem zullen koningen verstommen, want wat hun niet verteld was, zien zij, en wat zij niet gehoord hadden, vernemen zij.

Jesaja 52