12. Dan bestaat hun feest in citer en harp, tamboerijn, fluit en wijn, maar op het doen des Heren letten zij niet en het werk zijner handen zien zij niet.
13. Daarom gaat mijn volk in ballingschap wegens gemis aan begrip, zijn edelen worden hongerlijders, en zijn menigte versmacht van dorst.
14. Daarom doet het dodenrijk zijn keel wijd open en spert het zijn muil op, mateloos, zodat daarin verzinkt de luister van dit volk, zijn menigte, zijn gedruis en al wat daarin dartel is.
15. Dan wordt de mens verlaagd en de man wordt vernederd, ook worden de ogen der hoogmoedigen vernederd.