6. Ik, de Here, heb u geroepen in gerechtigheid, uw hand gevat, u behoed en u gesteld tot een verbond voor het volk, tot een licht der natiën:
7. om blinde ogen te openen, om gevangenen uit de kerker te leiden, uit de gevangenis wie in duisternis gezeten zijn.
8. Ik ben de Here, dat is mijn naam, en mijn eer zal Ik aan geen ander geven noch mijn lof aan de gesneden beelden.
9. Het vroegere, zie, het is gekomen, en nieuwe dingen kondig Ik u aan; voordat zij uitspruiten, doe Ik ze u horen.
10. Zingt de Here een nieuw lied, zijn lof van het einde der aarde, gij die de zee bevaart en haar volheid; gij kustlanden en hun bewoners.