1. Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitverkorene, in wie Ik een welbehagen heb. Ik heb mijn Geest op hem gelegd: hij zal de volken het recht openbaren.
2. Hij zal niet schreeuwen noch zijn stem verheffen, noch die op de straat doen horen.
3. Het geknakte riet zal hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven; naar waarheid zal hij het recht openbaren.
4. Hij zal niet kwijnen en niet geknakt worden, tot hij op aarde het recht zal hebben gebracht; en op zijn wetsonderricht zullen de kustlanden wachten.
5. Zo zegt God, de Here, die de hemel schiep en hem uitspande; die de aarde uitbreidde met alles wat daaruit ontsproot; die aan de mensen die daarop wonen, de adem gaf en de geest aan hen die daarop wandelen: